Hoe bepaal ik de parameters voor hotspots?
De parameters voor hotspots bepaal je zelf en zijn bovenaan in het venster te vinden. Hieronder een overzicht van de instellingsmogelijkheden:
Status van het voertuig
Standaard wordt de status ingesteld op Standaard van het voertuig, wat betekent dat alle mogelijke statussen worden meegenomen: rijden, stilstaan, stationair (en eventueel slepen). In de praktijk zal stilstand meestal de dominante status zijn, omdat een voertuig in beweging zelden lang genoeg op dezelfde locatie blijft om als hotspot te worden geregistreerd.
- Klik op het neerwaartse pijltje rechts om de lijst met statussen te openen en maak een keuze.

Selectie van voertuigen
In het tweede veld kies je de voertuigen die je wilt analyseren. Klik op Selecteer en maak je keuze.
![]()
Selectie van de periode
Standaard worden hotspots weergegeven van gisteren tot vandaag.
- Gebruik de pijltjes links van de start- en einddatum om de gewenste periode te selecteren.
- Klik op de datum om via de kalender een specifieke dag in te stellen

Minimale duur en maximale afstand
Een locatie wordt als hotspot geregistreerd wanneer een voertuig zich er minimaal 5 minuten bevindt. Beweegt het voertuig binnen deze periode niet meer dan 100 meter, dan worden nabijgelegen locaties als een cluster weergegeven. Binnen zo’n cluster worden de afzonderlijke locaties apart gemarkeerd op de kaart. Bij het aanmaken van een nuttige plaats kun je kiezen of je vertrekt vanuit de cluster of een specifieke locatie binnen de cluster. Deze instellingen kunnen naar wens worden aangepast.
![]()